Voorgeschiedenis

        Gemeenteraadsbesluit van 18 december 2018
De gemeenteraad keurt het belastingreglement goed voor tweede verblijven voor dienstjaren 2019 tot en met 2024.

 

Feiten en context

        De eigenaars van tweede verblijven betalen geen aanvullende personenbelasting in de gemeente, maar maken wel gebruik van de gemeentelijke wegen, infrastructuur, afvalophaal, brandweer, politie en dergelijke.

        Het behouden van de bestaande bronnen van inkomsten is vereist om de financiële toestand van de gemeente te behouden. De gemeentebelasting op tweede verblijven wordt bijgevolg hernomen.

        Een belastingreglement mag niet in werking treden, voor de datum van bekendmaking.

 

Juridische gronden

        Artikel 41, lid 2, 14° van het Decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen.

        Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 17 februari 2012.

 

Argumentatie

        De termijn van het gemeentelijk belastingreglement voor tweede verblijven moet voor 31 december 2024 worden verlengd, om het bestuur toe te laten vanaf 1 januari 2025 nog retributies hierop te innen.

        Er wordt voorgesteld om het huidige reglement hiertoe over te nemen voor de dienstjaren 2025-2031.

 

Financiële gevolgen

Budgetsleutel

Geraamde inkomsten

BD 1 - actie 010107 - MAR 73770000 - BV 0020-00

€ 96.750

 

BESLUIT

Eenparig

 

Artikel 1.

De gemeenteraad beslist om voor de dienstjaren 2025, 2026, 2027, 2028, 2029,2030 en 2031 een gemeentebelasting te vestigen op de tweede verblijven.

 

Art. 2.

Als tweede verblijf wordt beschouwd elk gebouw waarvan degene die er kan verblijven, voor dit gebouw niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, als hebbende er zijn hoofdverblijf, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste constructies, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans.

Als tweede verblijf worden niet beschouwd:

        de lokalen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit, op voorwaarde dat zij tevens kadastraal omschreven zijn als een niet woon-entiteit (zoals een handelshuis of landbouwloods)

        de schuilplaatsen voor dieren

        de verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens, tenzij ze ten minste zes maanden van het belastingjaar opgesteld blijven op hetzelfde perceel

        de woongelegenheden vergund voor permanent verblijf, waarvoor het bewijs wordt geleverd dat zij op 1 januari van het belastingjaar sinds

        maximaal 1 jaar leegstonden omwille van verkoop of wijziging van bewoners

        maximaal 2 jaar leegstonden omwille van verbouwingen.

 

Art. 3.

De belasting is verschuldigd door degene die op 1 januari van het belastingjaar de houder is van één van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot het tweede verblijf:

        de volle eigendom

        het recht van opstal of van erfpacht

        het vruchtgebruik.

Deze belastingplicht geldt ook indien het tweede verblijf verhuurd wordt of wanneer het niet gebruikt wordt. De eigenaar is de belasting verschuldigd ongeacht het feit of hij al dan niet in de bevolkingsregisters van de gemeente is ingeschreven.

 

Art. 4.

De belasting wordt vastgesteld op :

        900 euro per tweede verblijf en per jaar voor de dienstjaren 2025 tot en met 2031.

 

Art. 5.

De belasting is ondeelbaar en voor het gehele belastingjaar verschuldigd door de  houder van het zakelijk recht op 1 januari van het belastingjaar.

 

Art. 6.

De belastingplichtigen moeten uiterlijk op 31 maart van het belastingjaar bij het gemeentebestuur aangifte doen van elk tweede verblijf dat zij in de gemeente bezitten door middel van het formulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld.

 

Art. 7.

Bij gebrek aan aangifte binnen de in het voorgaand artikel gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve gekohierd volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden gekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.

 

Art. 8.

De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

Art. 9.

De belasting wordt ingevorderd op basis van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar.

 

Art. 10.

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat door het college daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.

 

Art. 11.

Verwijl- en moratoriuminteresten op deze belasting zijn toepasselijk zoals inzake rijksbelastingen op de inkomsten.

 

Art. 12.

Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit besluit.

 

Art. 13.

Deze beslissing moet worden meegedeeld aan de toezichthoudende overheid.

 

Art. 14.

Dit belastingreglement treedt in werking op 1 januari 2025.

 

Dit besluit wordt gecommuniceerd op volgende wijze:

        Gemeentelijke website.

 

Disclaimer

Register der bekendmakingen

Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.

Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.